maandag 25 april 2011

Vreemde gaten . . . .



Vreemde gaten . . . .

Al een tijd lang speuren we (mijn bergmaten Susanne, Rob en ikzelf) naar een verklaring voor een vreemd fenomeen wat we tegenkomen in de groeve Ternaaien-Boven.

Gaten, gaten op plekken waar je dat eigenlijk niet verwacht. Met deze gaten bedoel ik dan mooie vierkant gekapt of gehakte gaten van ongeveer 15 bij 15 centimeter en misschien 20 centimeter diep. Misschien omdat de diepte niet te meten is vanwege de hoogte waarop deze gaten zich bevinden. De breedte en hoogte zijn bij benadering wel te schatten. De hoogte waarop deze gaten zich bevinden is, zoals ik dat in kan schatten, tussen de 6 en 10 meter, afhankelijk van de hoogte van het stelsel ter plekke.
De gaten zitten redelijk dicht onder het plafond de ene keer wat hoger als de andere keer.

Het eerste wat je normaliter doet is naar de tegenover liggende wand kijken of daar ook gaten zitten die qua hoogte en maat corresponderen met hetgeen wat je net hebt gezien.
En raad dus wat : niets! In veel van de gevallen zit er niet eens een wand tegenover.
Dat is vreemd zomaar een gat mooi strak gestoken. Werk zonder reden? Ik kan het me niet helemaal voorstellen.

Mooi gekapte gaten in een mergelwand zijn natuurlijk wel bekend als dragers voor balken als dat moet dienen als steigermateriaal. Een aantal gaten links, een aantal gaten rechts er tegenover, balken erin en planken erop: prima steiger!
Diè gaten zijn dan wel als dusdanig herkenbaar: aan de ene zijde mooi strak en voldoende diep, en aan de andere wat “langer” en naar binnen van bovenaf wat schuin aflopend om de balk, die natuurlijk wat groter is dan de gangbreedte, er makkelijk in te kunnen leggen.
In de zogenaamde “boerenbergskes” zie je dit ook wel vaker boven de veestallingen:
Men maakte dan een soort van vliering boven de in de wand uitgehakte troggen om bijvoorbeeld het stro op te slaan. Balken van wand tot wand met een paar planken erop
Simpeler kan het niet.

Nu kwamen we laatst een aantal gaten op rij tegen. Dicht bij de ingang, en vanaf de vloer ongeveer op ruim 2 meter hoogte.
Sommige vierkant en een enkele schuin aan de bovenzijde zoals een huisje zeg maar.
De laatst genoemde, de huisjesvorm is dus is ook nog wel een bekende: hier werd daadwerkelijk vaker een verlichtingsbron in geplaatst zoals een kaars of een oliepitje en is dan te herkennen aan de roetaanslag die zich aan de bovenzijde bij het schuine gedeelte bevind.

Mijn bergmaat Rob kwam met de goede suggestie dat het hier hoogstwaarschijnlijk gaat om een “opbergplaats” van olielampjes of andere verlichting, gemaakt ten tijde van de champignonkweek in deze groeve. Dat is een acceptabele uitleg, al zitten de gaten op een behoorlijke hoogte. Nu is dat zoals eerder vermeld ongeveer 2 meter boven het vloernivo maar voorheen zal dat ongetwijfeld hoger zijn geweest omdat in de betreffende gang een aardpijp leeg is gelopen en daardoor het vloernivo verhoogd is.

Helaas blijven we tobben met de betekenis van die vreemde gaten op grote hoogte.

Iemand ? . . . . .

Inmiddels heb ik een aantal artikelen van dit blog verzameld en in een PDF document geplaatst zodat het ook te lezen is op een e-reader of
i-pad.

Deel 1 is hier te downloaden.

zondag 17 april 2011

Doorbraak




Doorbraak

Bovenstaande foto, genomen in de Caestertgroeve, laat ons een doorbraak zien. Deze ontstaat als bij het ontginnen een eerdere gang aangesneden wordt.
In de tijd dat deze doorbraak ontstond werd er in Caestert met meerdere ploegen tegelijk ontgonnen.
Men schat dat de totstandkoming van de groeve Caestert voor het grootste deel niet meer dan een eeuw heeft geduurd
We spreken dan over werken die al rond de 14de eeuw plaats hebben gevonden!
Ook in de 15de, 16de en 17de eeuw hebben er nog activiteiten plaatsgevonden door bestaande gangen uit te diepen.
Er was een langgerekt werkfront in wat nu de as van het stelsel is en tegelijkertijd werden er vanuit die as links en rechts nieuwe werkfronten aangezet.
Aan de zo ontstane plattegrond kan men aflezen dat de werken bijna
“industrieel” werden uitgevoerd.
Tegelijk kan men ook vaststellen dat de kwaliteit van de steen, althans in het centrale gedeelte, goed moet zijn geweest en als gevolg daarvan een heel regelmatig stelsel ontstaan is.
Zou men iedere keer moeten stoppen en opnieuw zoeken naar goede steen zou de plattegrond veel onregelmatiger zijn.
Mooie voorbeelden van onregelmatige stelsels zijn overigens de zogenaamde “boerenbergskes” waarin te pas en te onpas mergel werd gewonnen en zodoende iedere keer een nieuw werkfront op een andere plek werd begonnen.
Een doorbraak zoals de afbeelding laat zien zal geen gevaar voor de stabiliteit van de groeve opleveren als de kolommen of pilaren (de blijvende delen) maar groot genoeg zijn.
Het mooie aan deze plek zijn de vormen die zijn ontstaan: de boogvorm van de doorbraak, en de wat bredere uitgekapte kolomvoet die lang na de eigenlijke ontginning ontstaan is bij het uitdiepen van de gangen voor de losse mergelwinning die in deze groeve in de loop van de 17de eeuw heeft plaatsgevonden. Bij deze laatste uitdieping moeten er enorme hoeveelheden vuursteen geruimd zijn waarvan er in de jaren 70 van de 20ste eeuw, op de plaatsen waar de champignonkwekers geen bedden gelegd hadden, nog grote hoeveelheden aanwezig waren. Tegenwoordig zijn ze door het intensievere berglopersbezoek op een enkele uitzondering na verspreid geraakt. Nog een bijzonderheid: in de boog zijn enkele, uit de middeleeuwen stammende, in roet uitgevoerde tekeningen te zien.
Om een idee van de afmeting te krijgen: de ganghoogte (of eigenlijk moeten we zeggen diepte) in dit gedeelte van de Caestertgroeve is ongeveer 11 meter!

zondag 10 april 2011

Het Padvindersgat



Het Padvindersgat

Op verzoek van een van de blog-volgers een stukje geschiedenis over een ander fenomeen in de berg: het Padvindersgat.
Het zogenaamde Padvindersgat is, (over de naam is verder niets bekend) thans de enige begaanbare verbinding in de Sint Pietersberg van Noord naar Zuid en omgekeerd natuurlijk.
De eerdere verbindingen die er waren tussen het gangenstelsel Noord
en, in dit geval, Zonneberg zijn al zo’n 200 jaar geleden verloren gegaan.
Doordat de Franssen in 1809 enkele springladingen tot ontploffing brachten raakte de 2 stelsels gescheiden.
De nieuwe verbinding kwam pas ruim 100 jaar later tot stand.
De bekende bergonderzoeker Van Schaik beschrijft in zijn boek “De Sint Pietersberg” uit 1938 dat het Padvindersgat ruim 25 jaar geleden gegraven zou zijn.
Dit betekende opnieuw een verbinding tussen Noord en Zuid.
Oorspronkelijk spreken we dan van een verbindingsgang van ongeveer
55 meter lang, één meter breed en plusminus anderhalve meter hoog.
Genoeg voor een normale doorgang, maar toen in de tweede wereldoorlog de Zonneberg en een deel van Noord werden ingericht als schuilplaats was de doorgang te eng.
De werkzaamheden voor de verruiming van de doorgang van Zonneberg richting tunnel (ligt in Noord) werden op 10 juli 1943 beëindigd.
Allerlei eigendomsperikelen zorgden nadien voor een afsluiting die legendarisch werd.
Aan de Noordzijde bevind zich nog altijd de champignonkwekerij van Pie Ronda (tussen het Padvindersgat en de tunnel) en deze kwekerij heeft altijd wel last gehad van rondtrekkende bergvandalen die vanuit Zonneberg het Padvindersgat gebruikten om via de kwekerij naar Noord te lopen.
De doorgang, ooit voorzien van een normale poort, was op een gegeven moment voorzien van een complete stortplaats van solide materialen zoals beton, ijzer (spoorstaven, golfplaten etc.) bakstenen, glas en ander afval en het geheel was vastgelijmd met tientallen kilo’s (ongetwijfeld) ENCI cement.
Op de afbeelding hierboven is dat goed te zien!
Toch wisten berglopers, of in dit geval bergslopers, iedere keer een bres te slaan in dit zo solide uitziende obstakel.
Sinds de overname van de gangenstelsels door Natuurmonumenten was het Padvindersgat weer hersteld tot een mooie doorgang met een mooi afgewerkt goed afsluitbaar tralie hekwerk.
Wàs omdat vandalen het nog niet zo lang geleden klaarspeelden om het gehele hek te ontvreemden.
Zo blijft het Padvindersgat de gemoederen al 100 jaar bezig houden. . .

Bronnen:
Ed Rousseau: SOK mededelingen nr 50: Het Smokkelgat en het Padvindersgat in de Sint Pietersberg
Bergloperswebsite Troglocaris: Het Padvindersgat
Foto’s: Boy Kluyt en John Caris

Inmiddels heb ik een aantal artikelen van dit blog verzameld en in een PDF document geplaatst zodat het ook te lezen is op een e-reader of
i-pad.

Deel 1 is hier te downloaden.

zondag 3 april 2011

Uit de oude doos: Het smokkelgat





Het smokkelgat

We schrijven augustus 1914: het uitbreken van de eerste wereldoorlog.
België wordt in heel korte tijd onder de voet gelopen door de Duitse bezetters, en omdat Nederland neutraal is heeft dat nogal wat consequenties voor onze grensstreek.
Het smokkelen van goederen en andere zaken tussen Nederland en België wordt weer populair.
Nu waren er in de Sint Pietersberg al enkele doorgangen richting België bekend via een oud instortingsgebied genaamd de “kiezelbergen” en langs deze doorgang was er een levendige “handel” in smokkelwaar.
De Duitse bezetter bewaakte en controleerde echter alle in en uitgangen van de groeves die maar op enigerlei wijze een verbinding zouden hebben met het Nederlandse gedeelte van de Sint Pietersberg.
Zo werd ook in 1917 de doorgang bij de kiezelbergen door middel van een explosieve lading geblokkeerd.
Een aantal gidsen die de gangenstelsels kenden als hun broekzak speelden het vervolgens klaar om een verbindingsgang van ongeveer 80cm. hoog, 60 tot 70cm. breed en een kleine 4 meter lang (sommige bronnen schrijven 8 meter) te graven tussen Nederland en België, en vervolgens deze gang zo te camoufleren dat het ongeveer 10 jaar geduurd heeft deze te ontdekken!
Over deze doorgang bekend onder de naam “het smokkelgat” doen tientallen verhalen de ronde en is daardoor verworden tot de mythe van de Sint Pietersberg.
Er is door gesmokkeld, er is door gevlucht, en in de tweede wereldoorlog zijn er zelfs geredde Engelse piloten, bevrijdde krijgsgevangenen, Joden en andere onderduikers doorheen geloodst richting het zuiden.
Zoals eerder vermeld werd ongeveer 10 jaar na het graven, we schrijven dan 1929, tijdens een onderzoek naar de toestand van het gangenstelsel onder het ENCI stort het gat per toeval vanuit de Belgische zijde ontdekt.
Mooi detail: aan de Belgische zijde was het gat even boven vloernivo, aan de Nederlandse zijde zat de opening op een hoogte van 6 meter hoog!
Het ontdekken werd in eerste instantie geheim gehouden, maar enkele maanden na de ontdekking aan de zuidzijde werd ook de noordelijke toegang ontdekt.
Al die jaren was het gat goed gecamoufleerd. Het gat werd afgedekt met een zinken plaat die was bestreken met lijm en vervolgens bestrooid met losse mergel. Deze plaat was in een raamwerk van ijzer geplaatst en maakte het gat aan de zuidzijde totaal onzichtbaar.
Aan de Belgische zijde werd het gat door een schijnbaar achteloos gestapelde hoop mergelblokken aan het oog onttrokken.
Het geheel werd ook nog voorzien van een laagje roet zodat een eventuele toevallig passerende bergloper het idee zou krijgen dat er al tientallen jaren niemand hier nog geweest was!
De aan de noordzijde gebruikte ladder werd ook maanden na de ontdekking van het gat in de buurt hiervan ontdekt. Op dezelfde manier als de plaat: perfect gecamoufleerd!
Enkele maanden na de “officiële” ontdekking van het smokkelgat kreeg de ENCI de opdracht van de douane om het gat te dichten.
Na enkele malen gesaboteerd te zijn was voor de ENCI de kous af!
Iedere keer weer slaagden bezoekers erin het gedichte gat weer te openen en uiteindelijk bleef het gat gewoon open.
Direct na de tweede wereldoorlog werd het gat weer gebruikt voor smokkelactiviteiten, maar omstreeks 1950 was dit voorbij.
Begin jaren 50 is de doorgang nog wel gebruikt door onderzoekers en berglopers om ondergronds van Nederland naar België te lopen.
In 1957 komt er dan een einde aan het zo roemruchte smokkelgat.
De ENCI graafmachines leggen de wand bloot waarin zich het gat aan de noordzijde bevindt.
Fotocamera’s worden erbij gehaald om dit moment te vereeuwigen en na een doffe knal van de explosieven bestaat het gat niet meer.
Het smokkelgat is nu een mythe.

Bronnen:
Enci schakels Nr 4 1957: de laatste dagen van het smokkelgat
SOK mededelingen 45: Rob Heckers: St.Pietersberg over oude ingangen en smokkelaars
De foto’s zijn uit Enci schakels Nr 4 1957

Inmiddels heb ik een aantal artikelen van dit blog verzameld en in een PDF document geplaatst zodat het ook te lezen is op een e-reader of
i-pad.

Deel 1 is hier te downloaden.