zaterdag 18 februari 2012

Uit de oude doos 4: “Strijd om krijt” (3)


Om dit verhaal logisch te kunnen volgen met je even terug en beginnen met het blog van 25 januari.

Uit de oude doos 4: “Strijd om krijt” (3)

Na de inleiding en deel 1 het vervolg.

Hoofdstuk 2:
Toen Nederland nog krijtzee was

“Gaan we nog meer terug in de geschiedenis, dan kunnen mededelingen van mensen ons weinig hulp meer bieden. We zullen nu verder moeten lezen in het boek van moeder natuur zelf. En dat is gelukkig geen gesloten boek.

Laten we de wanden maar eens wat beter bekijken. Ze bestaan uit mergel, een zachte steensoort, die wel wat doet denken aan het gewone schrijfkrijt. Na enig zoeken zouden wij in dit mergel haaientanden, zee-egels en stukken van schelpen kunnen vinden. De scheikunde en ook de microscoop leert ons dat de mergel geheel bestaat uit vergruisde schelpen, koralen en zand. Dit alles wijst erop dat mergel een gesteente is, ontstaan op de bodem van een zee.

Is hier op de plaats waar we ons bevinden, en die van de hoogste delen van het land is, dan werkelijk een zee geweest? Inderdaad, waar thans de graafmachines van de ENCI grote stukken uit het mergel happen, heeft zich vroeger een zee bevonden die de krijtzee werd genoemd. Was die krijtzee er niet geweest, dan zouden er op het ogenblik geen toeristen door de gangen van de berg kunnen dwalen en zouden de schoorstenen van de cementfabriek thans niet kunnen roken.

Misschien vraagt U belangstellend wanneer de golven van de krijtzee wel boven dit plekje grond hebben gekabbeld. Op die vraag is niet zo makkelijk een antwoord te geven. De geologen rekenen namelijk niet met een tijdrekening die telt met jaren voor en na Christus. Toch hebben ze ter wille van de overzichtelijkheid de geschiedenis van de aarde in verschillende tijdperken ingedeeld.

Voor al die tijdperken hebben ze geleerde namen uitgedacht, het lijkt er wel enigszins op dat ze de niet-geologen wat hebben willen afschrikken. Maar zo heel moeilijk is het in ons geval niet. We kunnen drie tijdperken onderscheiden: het Palaeozoïcum het Mesozoïcum en het Kaenozoïcum oftewel de oude tijd de middeltijd en de nieuwe tijd.

Misschien wist U het nog niet maar wij, mensen van 1948 leven in de tijd van het Kaenozoïcum
( en wel het laatste tijdvak hierin, het Holoceen).
Want de geschiedenis van moeder aarde is nog steeds niet afgelopen.

Een regen van kalk

De naam Krijtzee wekt misschien gedachten op aan een zee die de kleur heeft van verdunde melk; ze heeft daarmee echter weinig te maken.
Men wil door de naam uitsluitend aangeven dat de zee in de Krijttijd heeft bestaan. En die Krijttijd is de laatste periode van de geologische middeleeuwen, van het Mesozoïcum dus.

Nederland in de krijttijd. We moesten wel heel goed kijken om iets van het land te ontdekken, want het overgrote deel ervan wordt in deze periode door de zee ingenomen. Op sommige plaatsen is de zee vrij ondiep, maar ze bereikt ook wel diepten van een 200 meter. En in die krijtzee leven grote menigten kalkdiertjes, Uit de stoffen in het zeewater opgelost weten zij hun huisjes en pantsertjes op te bouwen die na hun dood naar de bodem zinken.

Honderdtallen eeuwen gaat dit proces door en daalt een onafgebroken regen van kalkdeeltjes naar de bodem. Op deze wijze ontstaan tientallen meters dikke lagen kalk, dezelfde kalk waaruit men thans cement maakt, als bouwstof bruikbaar bij de wederopbouw van ons land.

Maar het zijn niet alleen de kleine kalkdiertjes die de krijtzee bevolken. We treffen er ook grillig gevormde monsters aan.
Grote zeeschildpadden, haaien, inktvissen, geweldige hagedissen en andere voorwereldlijke monters met vreemde namen zoals plesiosaurissen, brontosaurissen bestrijden elkaar vaak op leven en dood.

Voor het grootste deel zijn ze thans geheel van de aardbodem verdwenen. Door de grote druk zijn hun skeletten veelal toe fijn poeder verpulverd. Maar soms bleef een geraamte of in ieder geval een groot deel ervan door een gelukkig toeval vrij onbeschadigd in de mergel achter, wachtend op de mensenhanden die later hun gangen door de krijtbergen zouden zagen.

Water wordt land

De geschiedenis gaat verder. De zee trekt zich meer en meer terug, en de bodem van de vroegere zee komt droog te liggen.

Het land in de omgeving van de Sint Pietersberg behoort tot de eerste stukjes Nederlandse grond die zich boven het water hebben verheven.
We staan hier dus wel op historische grond!

Door onbekende oorzaken steeg de hele krijtbodem van Zuid Limburg geleidelijk boven het zeeniveau. Rivieren die van het Zuiden kwamen zetten zand en grindlagen op de mergel af en maakten op verschillende plaatsen diepe insnijdingen in de zachte bodem. Na deze opheffing begonnen, ook op onverklaarbare wijze, verschillende delen van de krijtgrond weer te dalen.
De heuvelrug, waarvan de Sint Pietersberg de Noordelijkste punt vormt, bleef echter op haar oude niveau. Vandaar dat we nu op het hoogste van de berg, op 117 meter boven zeeniveau, uitkijken op ons huidig bekende dalenlandschap.”

Op de bijgaande afbeelding zien we enkele (kleine) kalkskeletten waaruit de mergel is samengesteld . Deze hebben het “overleefd” in het mergelpakket, het overgrote deel is de loop van de miljoenen jaren helemaal verpulverd en samengedrukt tot een vaste steenmassa.

Volgende keer: Een berg maakt geschiedenis . . .

Bron: IVIO/ A-O nummer 236/17 december 1948.
Foto: samengesteld uit het ENCI archief.

zondag 5 februari 2012

Uit de oude doos 4: “Strijd om krijt” (2)


Uit de oude doos 4: “Strijd om krijt” (2)

Om dit verhaal logisch te kunnen volgen met je even terug en beginnen met het blog van 25 januari.

Na de inleiding in het vorige blog nu het verhaal.

Hoofdstuk 1:
De grotten in

“Het uitgangspunt van onze tocht is Maastricht. Van hieruit kan de reis naar de berg beginnen. Maar wie zich bij het horen van dat woord berg op een zware beklimming heeft voorbereid en misschien voorzien is van bergschoenen en een flinke stok, komt bedrogen uit.

Eerlijk gezegd valt het begin een beetje tegen. We zien een heel geleidelijk glooiende heuvel en als we rustig aan naar boven zijn gewandeld staan we op een vlak, ietwat eentonig plateau. Geen woest berglandschap met wouden, gemzen en rotspartijen, maar keurig in vakjes verdeelde akkers, waar groenten en aardappelen en andere nuttige producten worden geteeld. Toch kunnen we ook genieten van een prachtig vergezicht over de groene maasvallei met zijn schilderachtige dorpen en de Limburgse en Belgische heuvels.

Onze belangstelling is echter meer ondergronds gericht. We zoeken de ingang van een der gangenstelsels die in de berg zijn gegraven.

“Treed vorst der schepping
Treed in het hart der aarde binnen
En buk gedwee de kruin
Uit eerbied voor mijn tinnen”


Zo schreef Dr.Smiets over de Sint Pietersberg. Nu valt dat bukken van de kruin wel mee, vooral als we eenmaal binnen zijn.
Wanneer we wandelen in de gangen die 12 tot 15 meter hoog zijn hoeven we niet meer bang te zijn onze kruin te stoten!
Wonderlijk eigenlijk die hoge gangen, wat een moeite zal het hebben gekost al dat materiaal daar in de hoogte weg te breken, denken we onwillekeurig. Maar voorlopig krijgen we op die vraag geen antwoord. We letten eerst eens op de temperatuur, die behaaglijk aandoet na de koude gure wind die ons buiten om de oren waaide. Achteraf toch niet zo raar bekeken om de tocht naar de grotten midden in de winter te laten vallen.

Waren we in de zomer op reis gegaan, dan hadden we er bij het binnenkomen zeker spijt van gehad geen jassen te hebben meegenomen. Huiverend waren we dan de tocht begonnen. In de berg heerst namelijk zomer en winter vrijwel dezelfde temperatuur van ongeveer 9 °C.
De temperatuur is niet alleen gelijkmatig, maar bovendien is de lucht heel zuiver en vochtig. Dat laatste is in de winter mooi te zien als de gangen die met de buitenlucht in verbinding staan “ademen”.

Door de kou wordt de waterdamp van de uitstromende lucht zichtbaar. Bij vriezend weer kan de bevriezende waterdamp een dikke laag ijzel op de bomen en struiken in de omgeving van de openingen der gangen veroorzaken. Eenmaal in de grottenwereld beland zullen we luisteren wat de berg ons te vertellen heeft. Het is een interessant verhaal waarbij in het begin de mens nog voornamelijk aan het woord is.

Sprekende wanden

Sommige mensen hebben een wonderlijke gewoonte:
Wanneer ze een of andere “bezienswaardigheid” bezichtigen zijn ze niet voldaan voordat hun naam, soms met geboortedatum en woonplaats, op dit bijzondere plekje is vereeuwigd.

Klimmen we op een uitkijktoren dan kunnen we niet alleen genieten van het vergezicht, maar tegelijk kennis nemen van het belangwekkende feit dat mijnheer Janssen uit Broek in Waterland of juffrouw Pieterse uit Appelscha deze plek ook met een bezoek hebben vereerd.

Zelfs de strengste bepalingen schijnen deze kraslust niet geheel aan banden te kunnen leggen. Zijn we wat zwaar op de hand, dan zullen we hier van vandalisme spreken. Maar in de loop der eeuwen kan dit “vandalisme” een cultuurhistorische betekenis krijgen, en dat laatste is in zekere zin in de Sint Pietersberg het geval!
De zachte steen laat zich namelijk heel makkelijk inkrassen.

Als we de naam van dhr. Janssen lezen die in 1930 de grotten bezocht schudden we misschien afkeurend het hoofd, maar als we namen en jaartallen lezen van een of meer eeuwen geleden, worden het interessante geschiedkundige herinneringen. Aan die herinneringen zijn de gangen heel rijk. Voor al de 18de en het begin van de 19de eeuw zijn ruim vertegenwoordigd.

Maar dit geschiedenisboek in steen gaat nog veel verder in de historie terug. We vinden herinneringen aan de tijd van de Franse overheersing, van de strijd die in 1748 om Maastricht is gevoerd, ja er zijn zelfs Spaanse opschriften uit de tijd van de 80-jarige oorlog, bijvoorbeeld de naam Don Alvarez de Toledo.

Soms zijn het de groten der aarde die hier hun naam hebben vereeuwigd. Soms ook vinden we herinneringen aan gewone arbeiders die hier in de berg hebben gewerkt. Zo is ergens een eenvoudig kruis te zien met het opschrift:

“hier is gestorven den eersamen winnandus mengels den 17 oktober 1771 bit godt voor de siele”. Naast het kruis staat nog de verklaring:
“gest. in het melgerwerck (melger=mergel) hubertus vrijens”.

Elders zijn met houtskool een paar kloosterlingen getekend met als onderschrift:

“4 Kloosterlinghe in dit Spelonck
verdoolt synde trug
ghefonde ten jare 1640”.


Het oudste jaartal dat men bij de opschriften heeft gevonden is 1408. Dat betekend niet dat er voor dit jaar niets op de wanden werd aangetekend; voorbeelden van oud Gotisch schrift dateren waarschijnlijk nog van vroegere tijden.

Ja men meent op enkele plaatsen inscripties te hebben ontdekt die nog van de Romeinen afkomstig moeten zijn. In elk geval zijn de Romeinen al begonnen met het zagen van bouwstenen uit de berg. Daarover verteld ons Plinius die leefde van 24 tot 79 jaar na Christus.
Deze veelzijdige man was naast regeerder en militair ook schrijver: er zijn niet veel onderwerpen geweest waarover hij zijn tijdgenoten en het nageslacht niet het een en ander wist te vertellen.”

Op de afbeelding bovenaan: een opschrift uit de tijd van de 80 jarige oorlog, Frater Judocus een geestelijke uit het klooster der Observanten “Monte-Lucis” (Lichtenberg) schrijft hier zijn naam in 1575. Dat is nog ouder dan het in het boekje vermelde verdwalen van de 4 kloosterlingen in 1640!

Volgende keer : Toen Nederland nog krijtzee was

Bron: IVIO/ A-O nummer 236/17 december 1948