Tijdens mijn tochten in de (verlaten) ondergrondse kalksteengroeven kom ik vaak mooie situatie's, ontroerende opschriften, tekeningen en andere "kunstwerken" tegen. Daar zit een geschiedenis en een verhaal achter. Dit probeer ik weer te geven in dit Blog. Een mening, vraag, aanvulling of reactie mag altijd. Sommige artikelen in dit blog zijn ook als PDF te downloaden met wat extra informatie. Klik op de link onder het artikel. Veel lees en kijk plezier!
zondag 4 maart 2012
Uit de oude doos 4: “Strijd om krijt” (4)
Uit de oude doos 4: “Strijd om krijt” (4)
Voor wie dit voor het eerst leest: onderstaand verhaal bestaat uit een aantal hoofdstukken, dus scroll even naar beneden tot aan het blog van 25 januari; daar begint dit verhaal met een inleiding
Na hoofdstuk 2 nu dus het vervolg . . . .
Hoofdstuk 3:
Een berg maakt geschiedenis
“ Heel geleidelijk hebben we het tijdvak van de pre-historie verlaten en zijn we toegekomen aan de periode waarin de voorouders van onze Limburgers zich langs de rivier de Maas vestigden. Van die voorouders weten we weinig.
Meer is bekend van de Romeinen die naar deze Noordelijke streken trokken en in de nabijheid van het oude Trajectum ad Mosam (het tegenwoordige Maastricht) een legerplaats opsloegen.
Om seinen aan hun schepen te geven die de Maas afvoeren bouwden zij een burcht de Monte Lucis of Lichtenberg. Een ruïne met die naam vormt de oudste herinnering uit die tijd.
Thans staat deze ruïne, die nog in de 18de eeuw de Caesars-toren werd genoemd, aan het randje van de afgrond d.w.z. vlak bij de geweldige ingraving van de ENCI.
De praktische zonen van het zonnige Italië bekeken de berg heel nuchter. Met hun kennis van de bouwkunst bergrepen ze al spoedig dat de mergel prachtig materiaal kon leveren voor versterkingen, bruggen en villa’s. Heer Plinius had al verteld dat men de witachtige steen gemakkelijker kon doorzagen dan hout.
En inderdaad ging men gewapend met houwelen en zagen de berg te lijf. In de zijwanden ontstonden de eerste rechte gangen.
Spoedig volgeden zijgangen en zo drong men al verder in de mergelgrond door.
De Romeinen verstonden de graafkunst opperbest. Zij wisten gewelven aan te leggen met prachtige gladde wanden en gangen die elkaar met mooie rechte hoeken sneden. Sommige schrijvers vertellen zelfs over inscripties die in de Romeinse tijd op de wanden zouden zijn gekrast. Inderdaad heeft men wel eens iets gevonden wat in die richting wees maar de grote moeilijkheid is dat deze inscripties zich thans op zo grote hoogte bevinden.
Ladders hebben de Romeinen daar niet voor nodig gehad: de oplossing van dit raadsel is heel eenvoudig. Toen men de berg eenmaal in alle richtingen had doorzeefd was verder uitgraven niet mogelijk. Om instorten te voorkomen moest men de nodige pilaren laten staan.
Toen in de breedte dus de grens was bereikt begon men aan het uitdiepen van de gangen en zo zijn er gewelven ontstaan die op sommige plaatsen wel een hoogte van 15 meter bereiken. Tenslotte is er een ware doolhof ontstaan waarbij gangen soms onder elkaar doorlopen en elkaar op grillige wijze kruisen.
Met zware wagens werden de blokken naar buiten vervoerd. Thans kunnen we hoog in verschillende gangen nog de sleuven der wielen op het vroegere gangniveau zien.
Bij de komst van de Hunnen werd de berg op de Romeinen veroverd.
Als naam word dan de Huysbergh genoemd. Pas later ontstaat de naam Sint Pietersberg, die te danken is aan de kerk van het dorp die aan St.Petrus was gewijd.
De bovengrondse geschiedenis van de berg is ook in later eeuwen veelbewogen geweest. Toen Frederik Hendrik in 1663 gedurende drie maanden Maastricht belegerde liep de belegeringsgordel midden over de berg. Later sloeg de Zonnekoning Lodewijk XIV hier opnieuw een belegering van de oude vestingstad gade. Na 1700 begon men eraan te denken dat Sint Pieter in de verdedigingsgordel van de stad op te nemen.
In de Chronyk van Maestricht lezen we voor het jaar 1701:
“Dit jaer wierd het Fort op den Sint Pietersberg getimmerd”.
Vijftien jaar later komt er hoog bezoek: “Den 27 julii is den Czar van Moscoviën onder het driemaal lossen van 100 stukken canon van Aken te Maestricht aengekomen, zo haest hij in de stad was reed hij na de Sint Pietersberg om aldaar het Fort te bezien alwaar hij ook drie mael van alle het Canon wierd gesalueert”.
Lugubere vondsten
Vooral in het inwendige van de berg hebben zich dramatische gebeurtenissen afgespeeld. In 1640 wagen zich 4 monniken zich zonder gids in de gangen om hier een kapel te bouwen. Aan de ingang hebben zij een draad vastgemaakt die ze bij het verder doordringen in de doolhof afwikkelingen. Bij een gedeelte met loodrechte pilaren en hoge gewelven besluiten zij te rusten. Een van hen schetst met een stuk houtskool de berg met het klooster Slavante op de mergelwand. Plotseling merken ze tot hun schrik dat de draad is gebroken. Er blijft niets anders over dan op goed geluk een uitgang te zoeken. Al gauw blijkt dat de monniken hopeloos zijn verdwaald. Als de laatste flambouw is gedoofd strompelen ze nog enige tijd verder, tastend langs de kille wanden tot een vreselijke dood volgt. Op de plaats waar later de lijken werden gevonden in een korte doodlopende gang zijn een paar kloosterlingen getekend met het bijschrift dat we al in hoofdstuk 1 noemden.
Ook uit later tijden zijn lugubere vondsten bekend. Zo verteld een Frans geoloog en mijninspecteur Faujas de St.Fond die in 1795 met enkele officieren een onderzoekingstocht door de gangen maakte het volgende:
“Wij waren gekomen in een hoge wijde gang die van de overige verschilde door het ontbreken van de zijdelingse openingen. Toen wij ongeveer op de helft van deze gang waren gekomen zagen wij bij het licht der fakkels een voorwerp dat op een mens geleek die op de grond lag uitgestrekt alsof hij sliep. Die overeenkomst met een mens werd duidelijker naarmate wij naderden en toen het licht de gedaante ten volle bescheen herkenden wij het lichaam van een dode. De plaats, de toestand van deze ongelukkige verwekte in ons een ontsteltenis vermengt met afgrijzen. Er restte niets meer dan een dor geraamte in werkmanskleren gehuld; een hoed lag naast de voeten en rozenkrans bij de ene hand. De toestand waarin het lijk gevonden werd, duidde aan dat er meer dan 60 jaren verlopen waren sedert de ongelukkige hier zijn dood vond”
In het volgende blog: De Maashagedis veroorzaakt opschudding
Op de zwart-wit foto: De Lichtenberg gezien vanaf de toen nog (deels) intacte Oosthelling van de Sint Pietersberg.
De kleurenfoto laat ons de huidige gerestaureerde ruïne zien.
Bron: IVIO/ A-O nummer 236/17 december 1948
Foto’s: Archief ENCI
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten