zondag 18 maart 2012

Uit de oude doos 4: “Strijd om krijt” (5)


Uit de oude doos 4: “Strijd om krijt” (5)

Voor wie dit voor het eerst leest: onderstaand verhaal bestaat uit een aantal hoofdstukken, dus scroll even naar beneden tot aan het blog van 25 januari; daar begint dit verhaal met een inleiding

Na deel 3 het vervolg.

Hoofdstuk 4: “De Maashagedis veroorzaakt opschudding”

Een andere vondst, wat minder huiveringwekkend, is die van de Mosasaurus, de grote Maashagedis.
In 1770 vonden enkele werklieden die in de grot bezig waren een gave versteende kop van een voorwereldlijk dier.

Ze waarschuwden dokter Hoffman, een Maastrichtse dokter, die een hartstochtelijk verzamelaar van fossielen was. Vol enthousiasme hielp onze dokter mee de 1.20 lange schedel los te hakken. Voor een goede beloning liet hij de “krokodillenkop”naar zijn woning brengen.
Helaas was de vreugde van korte duur.

Een kanunnik van de St. Servatiuskerk was eigenaar van dat deel van de berg waaronder de vondst was gedaan. Deze beriep zich op een oud gebruik waarbij de eigenaar van het grondoppervlak eigendomsrechten kon doen gelden op alles wat ondergronds werd gevonden, en eiste de schedel op.

Hoffman weigerde; het kwam tot een proces dat hij echter verloor en hem bovendien zoveel geld kostte dat het grootste deel van zijn zeldzame collectie verloren ging.
De Mosasaurus werd achter glas te pronk gezet in een buiten huisje aan de voet van St. Pieter.
Lang zou de kanunnik zich echter niet in zijn bezit kunnen verheugen.

In 1795 werd Maastricht door de Franssen belegerd.
Een Frans volksvertegenwoordiger die van de verhalen over de “krokodillenkop” had gehoord gaf bevel de schat die spoorloos verdwenen bleek te zijn op te sporen.
Als lokmiddel zegde hij een beloning van 600 flessen Franse wijn aan de gelukkige vinder toe, met het gevolg dat de volgende dag twaalf potige grenadiers de schedel in triomf naar het huis van de afgevaardigde kwamen dragen.

Weldra verhuisde het 600 pond zware gevaarte naar Parijs, waar men het thans nog in het Museum van Natuurlijke Historie kan bewonderen.
Latere geleerden hebben Dr.Hoffman willen eren door het fossiel de wetenschappelijke naam Mosasaurus Hoffmanni te geven.

Veel overeenkomst met de gewone hagedis vertoont de Mosasaurus niet. Het moet een slank roofdier zijn geweest met geweldige kaken en een lengte van 12 meter (de hoogte van een huis met 3 verdiepingen).
Zijn ledematen hadden de vorm van een soort roeiriemen waarmee het monster met geweldige snelheid door het water kon schieten.

De belangstelling van de Fransen ging gelukkig niet alleen uit naar voorwereldlijke dieren. Ze hebben de gangenstelsels grondig onderzocht. De mijningenieur Faujas waarover we al spraken heeft zelfs een uitvoerig boek over de Sint Pietersberg geschreven dat ook in het Nederlands is vertaald.

Andere officieren hebben alle gangen met een verbluffende nauwkeurigheid in beeld gebracht.
Deze plattegronden laten ons een ware doolhof van gangen zien, als van een uitgestrekte onderaardse stad met hoofdstraten, zijstraten, kleine steegjes en doodlopende sloppen. Men schat het aantal galerijen op 30.000!

In de Franse tijd heeft er voor de laatste maal een hevige strijd op en vooral in de berg gewoed. Het fort St.Pieter waartegen de strijd vooral was gericht stond door een wenteltrap met de onderaardse gangen in verbinding. Men trachtte het fort tot overgave te dwingen door ontploffingen waardoor grote gedeelten van de gangen zijn ingestort.
Later zijn er op verschillende plaatsen natuurlijke instortingen geweest waardoor de hele berg in vier gescheiden gangenstelsels is verdeeld.

Een klein deel van de oude gangen onder het fort is nog te bereiken over de wenteltrap om de waterput van het fort Sint Pieter, waarbij later een restaurant is gebouwd: het Fort Sint Pietersberg

Volgende keer het laatste deel: “Toeristen en smokkelaars”

Op de afbeelding boven: een ets met de ontdekking van de “krokodillenkop” en een afbeelding van een eerder in de berg gevonden Mosasaurusschedel (1766), thans in het bezit van Teylers Museum te Leiden.
Rechtsonder: een reconstructie van de Mosasaurus Hoffmanni in het Natuurhistorisch Museum te Maastricht.

Bron: IVIO/ A-O nummer 236/17 december 1948.
Voor het downloaden van de PDF versie: Mellegerkalleping

zondag 4 maart 2012

Uit de oude doos 4: “Strijd om krijt” (4)



Uit de oude doos 4: “Strijd om krijt” (4)

Voor wie dit voor het eerst leest: onderstaand verhaal bestaat uit een aantal hoofdstukken, dus scroll even naar beneden tot aan het blog van 25 januari; daar begint dit verhaal met een inleiding

Na hoofdstuk 2 nu dus het vervolg . . . .

Hoofdstuk 3:
Een berg maakt geschiedenis


“ Heel geleidelijk hebben we het tijdvak van de pre-historie verlaten en zijn we toegekomen aan de periode waarin de voorouders van onze Limburgers zich langs de rivier de Maas vestigden. Van die voorouders weten we weinig.

Meer is bekend van de Romeinen die naar deze Noordelijke streken trokken en in de nabijheid van het oude Trajectum ad Mosam (het tegenwoordige Maastricht) een legerplaats opsloegen.
Om seinen aan hun schepen te geven die de Maas afvoeren bouwden zij een burcht de Monte Lucis of Lichtenberg. Een ruïne met die naam vormt de oudste herinnering uit die tijd.
Thans staat deze ruïne, die nog in de 18de eeuw de Caesars-toren werd genoemd, aan het randje van de afgrond d.w.z. vlak bij de geweldige ingraving van de ENCI.

De praktische zonen van het zonnige Italië bekeken de berg heel nuchter. Met hun kennis van de bouwkunst bergrepen ze al spoedig dat de mergel prachtig materiaal kon leveren voor versterkingen, bruggen en villa’s. Heer Plinius had al verteld dat men de witachtige steen gemakkelijker kon doorzagen dan hout.
En inderdaad ging men gewapend met houwelen en zagen de berg te lijf. In de zijwanden ontstonden de eerste rechte gangen.
Spoedig volgeden zijgangen en zo drong men al verder in de mergelgrond door.

De Romeinen verstonden de graafkunst opperbest. Zij wisten gewelven aan te leggen met prachtige gladde wanden en gangen die elkaar met mooie rechte hoeken sneden. Sommige schrijvers vertellen zelfs over inscripties die in de Romeinse tijd op de wanden zouden zijn gekrast. Inderdaad heeft men wel eens iets gevonden wat in die richting wees maar de grote moeilijkheid is dat deze inscripties zich thans op zo grote hoogte bevinden.

Ladders hebben de Romeinen daar niet voor nodig gehad: de oplossing van dit raadsel is heel eenvoudig. Toen men de berg eenmaal in alle richtingen had doorzeefd was verder uitgraven niet mogelijk. Om instorten te voorkomen moest men de nodige pilaren laten staan.
Toen in de breedte dus de grens was bereikt begon men aan het uitdiepen van de gangen en zo zijn er gewelven ontstaan die op sommige plaatsen wel een hoogte van 15 meter bereiken. Tenslotte is er een ware doolhof ontstaan waarbij gangen soms onder elkaar doorlopen en elkaar op grillige wijze kruisen.
Met zware wagens werden de blokken naar buiten vervoerd. Thans kunnen we hoog in verschillende gangen nog de sleuven der wielen op het vroegere gangniveau zien.

Bij de komst van de Hunnen werd de berg op de Romeinen veroverd.
Als naam word dan de Huysbergh genoemd. Pas later ontstaat de naam Sint Pietersberg, die te danken is aan de kerk van het dorp die aan St.Petrus was gewijd.

De bovengrondse geschiedenis van de berg is ook in later eeuwen veelbewogen geweest. Toen Frederik Hendrik in 1663 gedurende drie maanden Maastricht belegerde liep de belegeringsgordel midden over de berg. Later sloeg de Zonnekoning Lodewijk XIV hier opnieuw een belegering van de oude vestingstad gade. Na 1700 begon men eraan te denken dat Sint Pieter in de verdedigingsgordel van de stad op te nemen.

In de Chronyk van Maestricht lezen we voor het jaar 1701:
“Dit jaer wierd het Fort op den Sint Pietersberg getimmerd”.
Vijftien jaar later komt er hoog bezoek: “Den 27 julii is den Czar van Moscoviën onder het driemaal lossen van 100 stukken canon van Aken te Maestricht aengekomen, zo haest hij in de stad was reed hij na de Sint Pietersberg om aldaar het Fort te bezien alwaar hij ook drie mael van alle het Canon wierd gesalueert”.

Lugubere vondsten

Vooral in het inwendige van de berg hebben zich dramatische gebeurtenissen afgespeeld. In 1640 wagen zich 4 monniken zich zonder gids in de gangen om hier een kapel te bouwen. Aan de ingang hebben zij een draad vastgemaakt die ze bij het verder doordringen in de doolhof afwikkelingen. Bij een gedeelte met loodrechte pilaren en hoge gewelven besluiten zij te rusten. Een van hen schetst met een stuk houtskool de berg met het klooster Slavante op de mergelwand. Plotseling merken ze tot hun schrik dat de draad is gebroken. Er blijft niets anders over dan op goed geluk een uitgang te zoeken. Al gauw blijkt dat de monniken hopeloos zijn verdwaald. Als de laatste flambouw is gedoofd strompelen ze nog enige tijd verder, tastend langs de kille wanden tot een vreselijke dood volgt. Op de plaats waar later de lijken werden gevonden in een korte doodlopende gang zijn een paar kloosterlingen getekend met het bijschrift dat we al in hoofdstuk 1 noemden.

Ook uit later tijden zijn lugubere vondsten bekend. Zo verteld een Frans geoloog en mijninspecteur Faujas de St.Fond die in 1795 met enkele officieren een onderzoekingstocht door de gangen maakte het volgende:

“Wij waren gekomen in een hoge wijde gang die van de overige verschilde door het ontbreken van de zijdelingse openingen. Toen wij ongeveer op de helft van deze gang waren gekomen zagen wij bij het licht der fakkels een voorwerp dat op een mens geleek die op de grond lag uitgestrekt alsof hij sliep. Die overeenkomst met een mens werd duidelijker naarmate wij naderden en toen het licht de gedaante ten volle bescheen herkenden wij het lichaam van een dode. De plaats, de toestand van deze ongelukkige verwekte in ons een ontsteltenis vermengt met afgrijzen. Er restte niets meer dan een dor geraamte in werkmanskleren gehuld; een hoed lag naast de voeten en rozenkrans bij de ene hand. De toestand waarin het lijk gevonden werd, duidde aan dat er meer dan 60 jaren verlopen waren sedert de ongelukkige hier zijn dood vond”

In het volgende blog: De Maashagedis veroorzaakt opschudding

Op de zwart-wit foto: De Lichtenberg gezien vanaf de toen nog (deels) intacte Oosthelling van de Sint Pietersberg.
De kleurenfoto laat ons de huidige gerestaureerde ruïne zien.

Bron: IVIO/ A-O nummer 236/17 december 1948
Foto’s: Archief ENCI