zondag 30 januari 2011

Niet meer van nu






Tja, bij het zien van bovenstaande afbeelding zal menige bergloper de wenkbrauwen wel eens opgetrokken hebben met de gedachte:
wat moet dit nu weer voorstellen?
Datzelfde had ik ook toen ik dit voor het eerst zag. Nou ja het is een soort van mannetje met wat veel ledematen en een wat afwijkende vorm hoofd en een rondje aan de onderkant, maar verder weet ik het ook even niet!
Toch blijft het je boeien en je gaat de foto die je ervan genomen hebt een slag draaien, en nog een slag, en dan weet je het nog niet. De volgende stap: je medeberglopers ermee confronteren in de hoop dat er bij één iemand het kwartje valt. En ja hoor na een aantal suggesties die iedereen wel kan verzinnen komt er een zeer aannemelijke verklaring: het is geen manneke maar een beestje!
Een mestkever dat kan het zomaar zijn, en de slimme antwoordgever doet er gelijk ter vergelijking een foto van het betreffende insect bij. Dan ga je met andere ogen naar zo,n tekening kijken en het zou wel eens helemaal kunnen kloppen. Een mestkever hard duwend en trekkend aan zijn bolletje paardenmest, iets wat al tig-duizenden jaren voor deze diertjes de gewoonste zaak van de wereld is, en zelfs al door de Egyptenaren afgebeeld werd.
Alleen: in onze hedendaagse wereld is de mestkever geen alledaagse verschijnsel meer, en kunnen wij zijn afbeelding ook niet direct meer herkennen als zodanig . . .
Met dank aan de leden van Caestert.net berglopers forum voor het meedenken!

zondag 23 januari 2011

Hemel en Aarde


Deze komt van het stapeltje “nog niet helemaal duidelijk”.
Vertaald, of beter gezegd ontcijferd, is de tekst dus wel maar de toedracht of het waarom het geschreven werd is nog onduidelijk.
Er staat te lezen:

Anno 1794 quamen eenen
slaeck, dat hyemel en aerden beiven onder
di stenen
Anton Giliesschen
Hey dit geschreven

En in onze huidige spelling zouden we dan (letterlijk) schrijven:

Anno 1794 kwam een
slag dat hemel en aarde beefden onder
de stenen
Anton Giliesschen
heeft dit geschreven

Het meest voor de hand liggend is natuurlijk een instorting van een bepaald gedeelte in de “Lacroix” of grote berg zoals de locale bevolking deze groeve pleegt te noemen, maar echte aanwijzingen zijn daar niet voor. Althans niet direct bekend, want in een streek waar verzakkingen (bijna) aan de orde van de dag zijn wordt niet ieder voorval genoteerd mits dat er natuurlijk slachtoffers vallen!
Een andere reden zou oorlogsvoering kunnen zijn: met veel lawaai van bulderende kanonnen, zij het niet dat op het moment van noteren (1794)
enkel voor de stad Maastricht legers ( de Franse troepen belegerden weer eens Maastricht) actief waren. Een deel van hun troepenmacht was ongetwijfeld in deze contreien aanwezig, maar hun geschutstukken zullen zich dan in de nabijheid van de Maastrichtse verdedigingswerken bevonden hebben. Een verdere mogelijkheid zou een aardbeving zijn, maar na enig speurwerk in de analen van Zichen-Zussen-Bolder is er sprake van een hevige en ernstige aardbeving in september 1692, een beving in 1773, en nog een in 1828, dus een (geregistreerde) aardbeving zal het niet geweest zijn.
Het blijft dus (voorlopig) nog een raadsel wat er in 1794 plaatsvond dat hemel en aarde deed beven . . . .
Met dank aan Peter Zonneveld voor het mede ontcijferen van de tekst.

zondag 16 januari 2011

Herontdekt



Zo af en toe gebeurt het wel eens: de (her)ontdekking van een verloren gewaande groeve. Afgelopen jaar was het weer eens zo ver. Een aantal doortastende en gedreven “berglopers” vond de toegang tot wat ze nu “Ternaaien-Midden” noemen, een mooi stuk ongerepte groeve waar decennia lang geen mens geweest was. Men heeft het lang stil kunnen houden voor het zo noodzakelijke onderzoek en een goede inventarisatie maar uiteindelijk werd het toch via de media bekend gemaakt.
Bergloper Bert Beckers maakte de bovenstaande foto’s, en zelf wil ik op dit Blog de herontdekking van deze mooie groeve vergezeld laten gaan met een prachtig gedicht uit de bundel “mijn mergelland” van bergloper
John Hageman
:

De stilte absoluut
duisternis extreem
hoor ik
de echo van het hart

Zaklamplicht
ontsluit stralend
historie
achter me
herbegint
het grote zwijgen

Voetstappen
dempen meteen
het schaamrood
concurreert
contrasteert
met de gele mergel

De troglofiele tred
doet vriendschap bloeien

Laten we
zoals alle doden hier
maar zwijgen
schenken wij
de mosasauridae
de eeuwige rust

Onderaards landschap
boek zonder einde
er blijft daar toch
nog zoveel te ontdekken
en genieten…

Als een lokkende sirene
onweerstaanbaar…

Voor meer mooie gedichten van John Hageman over de ondergrondse natuur klik je hier.
Klik op de foto's voor een vergroting

zondag 9 januari 2011

Gereedschap


Goed gereedschap is het halve werk, een bekende uitdrukking die al jaren oud is en tot op de dag van vandaag nog altijd geldt.
Op de bovenstaande afbeelding staat een blokbreker met zijn gereedschap èn zijn onvermijdelijke pijpje in de mond.
De verhoudingen in de tekening kloppen niet helemaal:
de persoon is nogal klein uitgevallen ten opzichte van zijn slagbeitel, maar misschien is dat ook wel de bedoeling geweest om te laten zien dat het vak van de blokbreker erg zwaar was.
Bijvoorbeeld: de afgebeelde slagbeitel was een groot en zwaar, van ijzer gesmeed, voorwerp en woog snel een aantal kilo.
Deze slagbeitel, eigenlijk een soort van hakwerktuig, werd gebruikt voor het “grove” voorwerk te doen (de omtrek van het te winnen blok bij wijze van spreken).
Beitels en/of hakwerktuigen waren er in soorten en maten en men kan bijna wel stellen dat iedere bergwerker zijn eigen “favoriete” model gebruikte, en wat veelal op advies van de gebruiker door de plaatselijke smid vervaardigd werd.
De steekbeitel met het grote platte blad werd gebruikt om onregelmatige delen aan het blok weg te steken.
Met de zaag werd uiteindelijk het blok uit de massa steen gezaagd, en vervolgens verkleind tot handzame bouwstenen.
Het blokbreken zelf kende diverse technieken die van streek tot streek verschilde, en zelfs vaak van groeve tot groeve!
Het ultieme voorbeeld is natuurlijk als er in een groeve meerdere wintechnieken zijn toegepast zoals in de groeve “de Keel” gelegen aan het Albertkanaal tussen Vroenhoven en Kanne alwaar blokbreektechnieken uit een aantal windstreken toegepast zijn, van nijver en zwaar handwerk tot het relatief makkelijke "schieten" voor de losse mergel winning.
De tekening van de blokbreker is overigens uit de Lacroixberg te Zussen.
Het ontstaan en gebruik van de diverse blokbrekersgereedschappen en de diverse ontginningmethoden worden perfect uitgelegd in een aantal uitgaven van SOK mededelingen, dat is een serie boekjes die handelen over het wel en wee van de Limburgse ondergrongse kalksteengroeven, en uitgegeven worden door het SOK wat staat voor de Studiegroep Onderaardse Kalksteengroeven.
Klik op de foto voor een vergroting, en op de rode tekst voor meer informatie.

zondag 2 januari 2011

Vleermuisonderzoekers



In een van de voormalige kraamkamers in het gangenstelsel van Caestert
uitten de vleermuistellers hun teleurstelling: niets!, niets!, en een meter verderop: “niks te makken” schrijven ze op de wand.
Ook noteren ze vaker de soort vleermuis op de wand , vooral als deze van een iets zeldzamere is zoals de Rhinolophus Ferrumequinum (de grote hoefijzerneus).
De Myotis Emargus van het opschrift is de ingekorven vleermuis en deze soort komt ook nu nog heel regelmatig voor als overwinteraar.
Kraamkamers zijn de broedplaatsen van de vleermuizen
Vaak met honderden bij elkaar hangend aan het plafond brengen ze hun jongen (vleermuizen zijn levendbarend) ter wereld op een,voor de soort, ideale plek natuurlijk.
Voor pakweg 1930 waren er in het Caestert gangenstelsel een groter aantal van deze ideale plekken aanwezig waar de vleermuizen in de zomermaanden juli en augustus hun jongen ter wereld brachten.
Nu kunnen we deze plekken alleen nog maar herkennen aan de donkere plekken op het plafond van de groeve, een verkleuring die is ontstaan door de uitwerpselen van deze kleine dieren, en uiteraard aan de aantekeningen die de onderzoekers hebben achtergelaten op de wanden.
Namen als: Sluyter, van Heerdt, en Bels komen we hierbij regelmatig tegen.
G.H. Waage, leraar aan het Stedelijk Gymnasium van Maastricht, is de eerste in de rij van onderzoekers met een specifieke interesse voor vleermuizen: hij gaat in de winter van 1928 op zoek naar overwinterende troepen vleermuizen.
Als Waage op zoek gaat naar de vleermuizen, krijgt hij hulp van D.C. van Schaïk. Deze ingenieur kent het gangenstelsel goed en weet van alles over de berg zelf, en publiceert er in 1938 een boek over genaamd: De Sint Pietersberg.
Waage schrijft in dit werk een hoofdstuk over de vleermuizen.
Als Waage zijn onderzoeken start zijn de kraamkamers te Caestert overigens al verleden tijd.
Vleermuistellingen worden nu nog jaarlijks uitgevoerd rond de jaarwisseling omdat in deze tijd van het jaar de vleermuizen hun winterslaap houden.
Kraamkamers behoren helaas al decennia lang tot het verleden in de Sint Pietersberg!